Mijn client Jantien wil nu wel eens weten wat haar mankeert. Ze komt voor een uitgebreid dyscalculieonderzoek. De rekenproblemen begonnen al op de basisschool, en ze heeft er op haar 35ste nog elke dag last van. Schaamtevol, zo voelt het. Vernederend. En daar komt tegenwoordig de tijdstress nog bij. Jantien heeft een gezin, ze heeft een baan. Ze staat op en ze gaat plannen. Zo laat dit, zo laat dat. Ze weet dat er tussen acht uur en half negen dertig minuten zitten. Ze weet dat. Maar ze voelt het niet en het gaat dan ook vaak mis. De tijd die de klok haar geeft is altijd te krap. En daar wordt ze helemaal gek van.
Jantien kan prima denken en redeneren. Aan kennis ontbreekt het haar evenmin. Wel ontbreekt het haar aan getalgevoel, tijdsbesef en rekenautomatismen. Elke som moet stap voor stap worden uitgedacht. Dat heet: dyscalculie.
En hoe zit het dan met die tijd? De problemen die mijn client ervaart met klokrekenen, tijdsbesef en planning bespreek ik hier een voor een.
Het rekenen met kloktijden vergt rekenkunst zowel als getalgevoel. Bij klokrekenen maken wij aan de lopende band snel sommen. Bij de meeste mensen raakt dit rekenwerk grotendeels geautomatiseerd. Je kent de schooltijden van je kinderen. Je kijkt op de klok en ziet onmiddellijk ‘hoeveel tijd er nog is’.
Maar bij iemand met dyscalculie is rekenen, en dus ook tijdrekenen, niet geautomatiseerd. Dat betekent dat ook simpel rekenwerk beslag legt op het werkgeheugen. In dat werkgeheugen kunnen niet twee aandacht vergende taken tegelijk worden uitgevoerd. Daardoor komt Jantien in spitstijden zo vaak in moeilijkheden. Jantien kan, als zij de rust daarvoor heeft (dat wil zeggen: haar werkgeheugen daarvoor vrij maakt) heus wel uitrekenen hoeveel minuten er zitten tussen vijf over acht en half negen. Zij komt in zo’n rustige situatie ongetwijfeld met het juiste antwoord: vijfentwintig minuten. Maar juist in spitstijden ontbreekt deze rust. Er is teveel dat haar aandacht vraagt. Dat breekt haar bij het rekenen enorm op.
Maar tijdsbesef is niet alléén een kwestie van vlot rekenen. Tijdsbesef houdt in: ‘het ervaren van de tijd’ in termen van de maten die door de klok worden weergegeven. Het is dus een kwalitatief beleven van kwantiteiten. Of omgekeerd: het kwantificeren van ervaren tijd. Bij de meeste mensen die twee dimensies vervlochten: de natuurlijke dimensie van dag en nacht, en de kunstmatige dimensie van de tijdrekening. Samen ontwikkelen ze zich tot een automatisme van ‘tijdsbesef’. Bij Jantien heeft deze ontwikkeling in onvoldoende mate plaatsgevonden. Zij voelt daardoor niet ‘automatisch’ aan of vijfentwintig minuten op een bepaald moment veel of weinig is. Hoeveel bewegingsruimte levert deze kwantiteit haar op? Zij voelt dat niet vanzelf aan en dat maakt haar kwetsbaar en onzeker.
Het goed plannen van je werk en je overige taken doet een beroep op zowel het klokrekenen als de tijdsbeleving. Het op papier uitwerken van een kloppende agenda is niet het moeilijkste. Dat kun je doen met je aandacht er helemaal bij. Het moeilijke komt wanneer die papieren planning in de dagelijkse werkelijkheid gestalte moet krijgen. Het gebrek aan automatische ‘feeling’ voor het tijdsverloop breekt je dan op. Je moet, als je een druk bestaan hebt zoals Jantien, dan voortdurend met je aandacht bij de tijd zijn. Dat is onmogelijk.
Tijdens ons kennismakingsgesprek zei Jantien dat zij, om haar dagelijkse taken goed uit te voeren, altijd meer tijd nodig heeft dan daar normaal voor staat. Dat kan kloppen. En het komt niet doordat zij in het algemeen gesproken langzaam is. Ze leest snel, ze denkt snel, ze legt snel complexe puzzels. Zulke activiteiten doen namelijk een beroep op vaardigheden die door haar brein automatisch, of bijna automatisch, worden verricht. Maar het plannen van haar werk vergt uitgebreid rekenwerk dat bij deze vrouw nu juist niet is geautomatiseerd. Zij moet de puzzels die met tijd en planning te maken hebben daardoor stap voor stap redenerend oplossen. Met volle aandacht, in haar werkgeheugen. Als zij daarvoor de tijd heeft lukt haar dat vaak wel. Maar die tijd is er nu juist zo dikwijls niet.